Het Fietspad Langs de Digitale Snelweg
Hoofdmenu Fietsenstalling Fietstochten Wielerparcours Discussiehoek Mountain Biking
De andere verhalen van Jan Boonstra:


Donghae-Pusan
Een rothond
Monsterrit door België en Nederland
Dunmarra
Trondheim-Oslo
Onyang
Het bergpaadje
Revanche
Van Inchon naar Pusan
Brandenburg
Oost Thailand
Water
De eerste dag in Japan
Door Denemarken
Voor het eerst in Korea
In de regen
De rivier door
Over de Oodnadatta Track.
Met de fiets op de trein
Het nachtleven van een toerfietser.

Het nachtleven van een toerfietser

Een verhaal van © Jan Boonstra.

Tijdens mijn fietstocht van noord naar zuid door Australië heb ik regelmatig 's nachts en 's ochtends vroeg gefietst. Dat beviel goed. Hier volgen drie uittreksels van m'n logboek.

18 mei 1994:

Ik zit aan het ontbijt en het smaakt uit de kunst. Dat is niet vreemd, want ik heb er al 106 km opzitten! Om drie uur ben ik gestart uit Katherine, in het noorden van Australië. Geen verkeer, geen wind, geen wolken, geen maan. Het was aardedonker. Met een mooie bundel licht uit verse batterijen volgde ik de weg en achterop had ik een snel knipperend rood licht. Er was een schitterende sterrenhemel. Zo mooi heb ik het nog nooit gezien. Ik heb veel omhoog gekeken. Daardoor slingerde ik nogal, maar ik gebruikte de volle breedte van de Stuart Highway als fietspad. Een auto hoorde je toch al op kilometers afstand. De weg was recht en vlak, aan natuurschoon heb ik denk ik weinig gemist. Soms stopte ik om van de absolute stilte en de sterren te genieten. Er was een zeer goede seeing (rustige lucht) en de Melkweg tekende zich haarscherp af. Na verloop van tijd ging het Zuiderkruis onder en een lichte vlek in het oosten kondigde de ochtend aan. Inmiddels was het koud geworden. M'n jasje had ik al voor het grijpen gelegd, maar ik heb ook nog een trui uit de fietstas gevist. Mijn handen werden steenkoud en stijf, maar ik nam niet de moeite om weer in de fietstassen te gaan graven voor m'n handschoenen. Toen de zon eenmaal op was steeg de temperatuur snel. Ik kreeg honger en telde de kilometers af tot Mataranka en daar zit ik nu.

26 mei 1994

De zon komt net boven de horizon en prikt door de luxaflex van het restaurant in de roadhouse van Aileron, 130 km boven Alice Springs. Ik heb 60 km achter de rug door nachtelijk Northern Territories en het vroege starten bevalt me goed. De temperatuur was, op z'n koudst, 4 graden. Als de weg stijgt, het hoeft maar een heel laag heuveltje te zijn, dan stijgt de temperatuur meteen een aantal graden (de koudste lucht stroomt naar de laagste gebieden als het windstil is). Dus: als je op een heuvel geklommen bent, transpireer je en tijdens en na een snelle afdaling krijg je het verschrikkelijk koud. Omdat ik een passie heb om alles te meten wat er te meten valt, heb ik m'n thermometertje ook nog aan het stuur gehangen.

Eerder vanochtend had ik nog een interessant natuurkunde- practicum. De weg was kaarsrecht en zo vlak als een polderweg. In de verte komt een auto: ik zie de koplampen. Maar het duurt een eeuwigheid voordat de auto me passeert. Bij een volgende auto ben ik gaan klokken, want ik wil graag alles meten. Het duurde een kwartier voordat de auto bij me was. Stel: hij rijdt 100 km/h en ikzelf 24 km/h. Dat betekent dat ik de auto al zag op 25 + 6 = 31 km afstand. En dat kan niet, normaal gesproken. Dan had de auto nog heel diep achter de horizon moeten zitten. De verklaring zit hem volgens mij weer in de steenkoude luchtlaag vlak boven de weg, die niet werd beroerd door wind. De koude luchtlaag werkte als een glasvezelkabel waaruit de lichtstralen niet kunnen ontsnappen door de sterke refractie aan de bovenkant van die koude laag. En daardoor kon ik ver achter de horizon de koplampen al zien. Dus: de eentonigheid van de lange rechte weg door de nacht valt wel mee. En ook de periode van eerste schemer tot zonsop- komst is prachtig.

9 juni 1994

Om drie uur vannacht verliet ik Coober Pedy, bij heldere hemel en geen wind. Mijn doel voor vandaag was Glendambo, de eerstvolgende nederzetting langs de Stuart Highway, 255 km naar het zuiden. Het was niet erg koud en de eerste 50 kilometer genoot ik van de sterrenhemel. Aan de sterren Acrux en Becrux, die 's ochtends vroeg op een bepaald moment op een horizontale lijn staan, kan ik zien dat ik steeds verder naar het zuiden kom. Bij Katherine was die lijn bijna op de horizon, nu is die lijn bijna 15 graden boven de horizon. Ik telde 7 vallende sterren in deze maanloze nacht. Toen schoof ik onder een laag bewolking. Het vermaak dat dan nog overblijft zijn lichten en schijnsel van lichten in de verte. Ik kon het schijnsel van de lichten in Coober Pedy tot op 50 kilometer afstand nog zien! En dat terwijl Coober Pedy in onze Europese ogen slechts een dorp is van 2500 inwoners. De enige overgebleven andere lichtbronnen zijn auto's. Als ik een lichtschijnsel voor me zie in de verte, bereken ik op welke afstand ik het schijnsel voor het eerst zag, volgens de methode die ik op 26 mei beschreven heb. Dat leverde eergisterochtend eenmaal de ongelofelijke afstand op van 49 kilometer. Vanochtend kwam ik lang niet zo ver en werd die afstand steeds korter hoe verder ik naar het zuiden reed. De reden werd snel duidelijk: het ging regenen. Het was een fijne motregen en ik kreeg het koud. Toen het langzaam licht werd, kwam er mist opzetten. Ik kwam langs de eerste watertank langs de weg, maar ik had nog weinig bij te vullen omdat ik nog weinig gedronken had. De mist bleef tot laat in de ochtend. Het leek er meer op dat ik op een koude herfstochtend over de Veluwe fietste dan aan de rand van de Great Victoria Desert!

© 1996 Jan Boonstra.

Fietspad langs de Digitale Snelweg 2.1
© 1995-2023 Michiel van Loon