De andere verhalen van Jan Boonstra:
Donghae-Pusan
Een rothond
Monsterrit door België en Nederland
Dunmarra
Trondheim-Oslo
Onyang
Het bergpaadje
Revanche
Van Inchon naar Pusan
Brandenburg
Oost Thailand
Water
De eerste dag in Japan
Door Denemarken
Voor het eerst in Korea
In de regen
De rivier door
Over de Oodnadatta Track.
Met de fiets op de trein
Het nachtleven van een toerfietser.
|
Revanche
Een verhaal van © Jan Boonstra..
Het was zondagmiddag, 1 uur, toen Jaap en ik het smalle wegge-
tje insloegen dat kronkelend omhoog ging. We waren op een
eiland bij Hong Kong en 's ochtends waren we hier met de boot
gekomen. Het grootste deel van alle begaanbare wegen op het
eiland hadden we die ochtend al afgefietst. Het eiland kenden
we wel, we waren er vaker geweest. Het is een bergachtig
eiland en de hellingen zijn steil. Dat wisten we en we hebben
gewacht tot Jaap zijn nieuwe (kleinere) verzetten had gemonteerd.
Nu was het dan zover: we hadden namelijk nog een appeltje te
schillen met dit smalle, kronkelende weggetje. Bijna een jaar
geleden fietsten we hier ook, of liever gezegd, vochten we ons
naar boven. Het weggetje gaat over een kleine pas en eindigt
aan de andere kant van het eiland in een vissersdorp. We
hebben het toen nooit gehaald. Het was al laat, het was koud
en er waren nog wel meer smoezen te bedenken en halverwege de
pas zijn we rechtsomkeerd gegaan. Maar eigenlijk was het toch
een mislukking en dat knaagt aan je eergevoel. Vandaag zou de
revanche worden genomen.
Maar dat revanche nemen viel nog niet mee. Tjonge, wat was dat
weggetje steil. We passeerden de plek waar we destijds terug
waren gegaan. Het ging toch wel gemakkelijker dan vorig jaar.
Maar we waren ook wel redelijk getraind: bijna iedere zondag
fietsen we 100 tot 150 km in Hong Kong en soms daarbuiten, in
China. Hier, op dit eiland, is veel minder verkeer dan in Hong
Kong en is het heerlijk fietsen. Als je niet bang bent voor
steile bergweggetjes tenminste.
Het was niet echt warm en de zon was achter een grijs wolkendek, maar het zweet kwam nu in stroompjes naar beneden.
"Hoe veel nog?". "Weet ik niet, maar laten we even rusten!"
Een krakende bus kroop door de bochten en het leek of die het
net zo moeilijk had als wij. Een enkele koe kruiste de weg en
af en toe kwamen er wandelaars langs, maar verder was het
vredig en stil op deze zondagmiddag. De hoge bergen links en
rechts deden je beseffen hoe klein twee fietsers in dit imposante
geheel wel niet waren. Maar we moesten weer verder; we hadden
nog een taak te vervullen.
Hijgend en zwetend kwamen we boven. Dat hadden we tenminste
gehaald. Achter ons keken we uit over de zee aan de zuidkant
en voor ons, in de verte, lag de noordkust. Daar zagen we ook
ons einddoel liggen, Tung Chung. Een jaar lang was het onbereikbaar gebleven en nu lag het voor onze voeten. We voelden
ons overwinnaars. Het was winderig op de pas en het voelde
zelfs een beetje guur aan, met onze bezwete kleren. Toen kwam
de afdaling. Dat vind ik altijd weer de mooiste beloning van
je klimwerk. Maar het was wel uitkijken geblazen: het bleef
een smal kronkelend weggetje en die ene koe of die ene auto
kan plotseling voor je voorwiel staan. Dan zijn er nog de
kuilen en steentjes op de weg, maar Jaap en ik hebben toch wel
wat ervaring met dat soort omstandigheden opgebouwd en we
kwamen dan ook heelhuids beneden.
Her en der lagen wat huisjes verscholen achter bananebomen en
mensen waren op het veld aan het werk. Omdat er bijna geen
verkeer was op het enige toegangsweggetje naar dit oord,
verwacht je aan het einde van de wereld te zijn beland. Maar
dat was niet waar. Hoe verder we reden, hoe meer huizen en
zelfs scholen en andere gebouwen langs de weg stonden. Kinderen speelden op straat en mensen liepen en fietsten langs de
weg. Het was duidelijk dat dit dorp volledig op de zee gericht
was. De weg eindigde bij een haventje. Daar heerste een serene
rust. De wind was weg en het was broeierig. Een paar mannen
die met een nylondraadje vanaf de kade stonden te vissen was
het enige teken van leven.
We hadden honger gekregen en we keken speurend in de richting
van de kern van het dorp, naast de haven. Daar moest vast wel
iets te vinden zijn om te eten en we klommen weer op de fiets.
Net zoals in andere typische Chinese dorpen, zijn er in de
oudste gedeelten geen straten, maar alleen smalle paadjes door
het dorp. En daar laveerden we dan tussen de huizen, staarten
van slapende honden ontwijkend en uitkijkend voor huisvrouwen
die net het afwaswater de deur uit willen gooien. Omdat de
huizen meestal erg open zijn, heb je het gevoel bijna door de
woonkamers te fietsen. We hadden diverse gelegenheden gezien
voor een hapje eten en kozen voor een restaurantje dat uitkeek
over een, door de lage waterstand, drooggevallen riviermonding.
Zoals je kon verwachten waren we de enige gasten en Jaap
bestelde mi en ik een bord rijst. En dat werd tien minuten
later beide in gigantische hoeveelheid gebracht. Wat smaakt
dat heerlijk, na een inspannende fietstocht! Maar nog meer
voldaan waren we door onze overwinning: daar zaten we nu in
Tung Chung en bijna een jaar lang heeft het als uitdaging in
het verschiet gelegen. Maar nu konden we wel de lauwerkrans
gaan dragen; we moesten ook nog weer terug, de berg over! Dus
stapten we weer op, betaalden de maaltijden voor een bedrag
waar je in Nederland net een kopje soep voor koopt en fietsten
rustig het dorp weer uit. Nog even hebben we stil gestaan bij
de resten van een oud fort. Zes roestige kanonnen stonden nog
naar zee gericht, maar een paar grote bomen waren inmiddels in
het schootsveld gegroeid. Er was een piepklein museumpje
ingericht. Het bezoek aan deze vervallen steenmassa was best
aardig en gaf nog een cultureel tintje aan deze fietsdag.
Andermaal weer op de fiets konden we eerst nog rustig voortpeddelen,
de weg bleef eerst nog vrij vlak. De kolossale
bergen kwamen weer dichterbij. Het weggetje werd steiler
en nu moest er echt gewerkt worden. Kettingen knarsten:
de kleinste verzetten werden geschakeld. De weg naar
boven was nog lang. We bereidden ons voor. Met beheerste
inspanning vochten we tegen de procenten. Natuurlijk zouden we
dit appeltje ook voor de tweede keer kunnen schillen. Boven,
op de pas, was het weer winderig en koeler. Nog eenmaal
keken we om en zagen in de verte de vage contouren van Tung
Chung. Voor ons was dat een overwonnen dorp. De roestige
kanonnen hebben daar niets tegen kunnen doen.
|