Het Fietspad Langs de Digitale Snelweg
Hoofdmenu Fietsenstalling Fietstochten Wielerparcours Discussiehoek Mountain Biking
De andere verhalen van Jan Boonstra:


Donghae-Pusan
Een rothond
Monsterrit door België en Nederland
Dunmarra
Trondheim-Oslo
Onyang
Het bergpaadje
Revanche
Van Inchon naar Pusan
Brandenburg
Oost Thailand
Water
De eerste dag in Japan
Door Denemarken
Voor het eerst in Korea
In de regen
De rivier door
Over de Oodnadatta Track.
Met de fiets op de trein
Het nachtleven van een toerfietser.

De rivier over

Een verhaal van © Jan Boonstra..

DE RIVIER OVER Het was warm die dag en benauwd. Geen mens toonde zich aktief en ook omdat het windstil was, scheen de wereld te slapen. Het is vijf uur 's middags als ik de stad Waterford (Zuid-Ierland) uit fiets, het zacht glooiende en een beetje kale landschap tegemoet. De bochtige weg was goed geasfalteerd en ging naar het oosten. Het was niet druk. Slechts nu en dan passeerde een auto of een tractor. De meeste bestuurders keken mij met een nieuwsgierige blik na. Sinds ik twee weken geleden uit Groningen vertrok, was ik er aan gewend geraakt dat ik voor veel mensen een curiositeit was. Vooral in de dunbevolkte streken, met mijn vreemde fiets, die bagage en het Nederlandse vlaggetje. Er lagen maar een paar gehuchten op mijn route en nu en dan moest ik bij een driesprong van de fiets om de juiste weg te kiezen met behulp van mijn "touring map of Ireland". Ik was moe en daarom peddelde ik met een rustig gangetje voort. De kust van de Atlantische Oceaan was een kilometer of tien verderop, aan de rechterkant en evenwijdig aan mijn route. Straks zou ik aan een brede riviermonding komen van Suir en de Barrow, die zich ongeveer 20 km voor de kust samenvoegen en dan via een brede waterweg samen in de oceaan uitmonden. Deze brede riviermonding zou mij straks belemmeren in mijn rustige gangetje richting oost. Want mijn doel van die dag lag aan de overkant van de rivier: Arthurstown. Er zou een pontje zijn.

De zon daalde steeds verder, maar bleef volop schijnen omdat het helemaal wolkenloos was. Na iedere heuveltop verwachtte ik weer het water van de rivier te zien en ook een dorpje langs de oever, waar de veerpont zou zijn. Van deze pont had ik gehoord van een paar Ierse jongens in een jeugdherberg. Ik wist daardoor dat het geen autoveer was, maar van vertrektijden en zo wist ik niets. Achter iedere heuvel verwachtte ik het brede water te zien. Maar het kwam maar niet. De weg werd steeds smaller, er waren helemaal geen richtingaanwijzers meer en de bijna uitgestorven omgeving maakte mij een beetje bang dat er helemaal geen dorp, laat staan een veerpont, zou komen. Ik stelde me voor straks een verlaten steiger, een paar leeg- staande oude huizen en wat gezonken bootjes te zien. Dan zou ik helemaal terug naar Waterford moeten en dan via New Ross over de brug. Dat is wel 50 kilometer omfietsen. Dat zou toch niet waar zijn he? Er zou toch wel een veerboot zijn? En anders was er vast wel ergens een visser te vinden die mij even over zou willen zetten. De Ieren zijn heel vriendelijke en hulpvaardige mensen. Nee, ik zou beslist aan de overkant komen. Een voorbijkomende auto gaf mij weer hoop. En eindelijk stond ik op een heuvel, die de laatste heuvel bleek te zijn. Voor mij lag plotseling de riviermonding en een paar kilometer verderop rees het donkergroene landschap weer op uit het blauwe water. Ik stond even stil om het uitzicht te bewonderen. Naar het noorden toe werd de rivier duidelijk smaller met steile, beboste oevers en aan de overkant kon ik huizen en vissersschepen zien. En toen zag ik ook opeens dat er rechts beneden mij een dorpje lag. Twee steigers staken als vingers in het water en er lagen een aantal vissersscheepjes, gedeeltelijk drooggevallen op de met stenen bezaaide zandbodem. De witgepleisterde huizen blakerden in de zon en ik zag een paar mensen bewegen op de kade. Omdat het zo stil was kon ik in de verte een hond horen blaffen en kinderen horen schreeuwen. Verder naar het zuiden werd de rivier erg breed en de oevers minder steil. Er zat nog een bocht in de riviermonding, waardoor ik de oceaan nog niet kon zien. Een paar bootjes dobberden op het rustige water en een kleine coaster kwam de rivier opvaren. Wat een prachtig plaatje. Daar lag aan de overkant ook mijn einddoel Arthurstown.

Kom op, zei ik tegen mezelf, wakker worden uit deze dagdromerij en ik stapte weer op. De weg ging nu lekker steil naar beneden en ik genoot. De wind suisde langs mijn oren en ik vond dat het iets frisser geworden was, waarschijnlijk door de zeewind. Even later reed ik tussen de eerste huizen van het schilderachtige vissersdorpje. Er was eigenlijk maar één straat, die doodliep. Ik was in een gemeenschap beland die louter van de zee afhankelijk was. Vrouwen hielden buurpraatjes en oude mannen, vissers, hadden zich tot een kluitje pijprokers samengeschoold en kinderen speelden op straat. Men groette mij vriendelijk, zoals ik gewend was in Ierland. Die groet bestaat uit een knikje met het hoofd, wat op nee-schudden lijkt. Die groet-gewoonte had ik mij ook aangewend. Ik reed regelrecht naar het haventje en door tot aan het einde van de pier, maar vond niets dat op een veerpont leek....

Ik ging weer terug en vroeg aan een man hoe ik naar de overkant kon komen. Die wees mij de veerman aan, een oude vitale man met een gebruind gezicht die bij een paar andere mannen stond te praten. Ik liep naar hem toe en vroeg of ik overgezet kon worden. Hij was een vrolijk uitziende man en zei tegen me dat ik al vast maar in zijn bootje moest stappen: een bootje met een witte buitenboordmotor, aan het einde van de steiger. Hij zou er zelf ook zo aan komen. Ik ging terug naar het eind van de steiger en haalde de bagage van m'n fiets. Er waren alleen maar grote roeiboten en eentje had een witte buitenboordmotor. Ik had mij de veerpont wel heel anders voorgesteld! Ik liep wat rond en zag een paar kinderen spelen met een grote dode vis. Een jongetje waagde het toen om er op te gaan staan en het duurde niet lang of ze stonden er allemaal samen op te dansen. Ik slenterde wat verder en bekeek de vissersscheepjes. Waar bleef die veerman nou? Ik liep terug naar het dorp. Maar daar kwam hij al aan en samen liepen we naar zijn bootje. Hij hielp mij om de bagage en de fiets aan boord te hijsen, startte de motor en daar gingen we. We moesten uitwijken voor een coaster. Toen deze vlak voor ons langs voer, zag ik dat het een Nederlands schip was, uit Delfzijl. De veerman vertelde dat hij Delfzijl wel kende, evenals Groningen en dat er vaak schepen uit Nederland op de rivier voeren. De overkant kwam dichterbij en de wind was ook toegenomen. Het werd frisser en er kwamen ook wat wolken. In de verte kon ik nu de oceaan zien. Aan de overkant hees ik mijn fiets van boord en betaalde de veerman. Hij legde mij uit hoe ik bij de jeugdherberg moest komen; het was nog een kilometer of drie fietsen. Terwijl hij al weer terug voer keek hij nog eens om en wuifde. Ik was blij dat ik aan de overkant was, het was al een beetje laat geworden. De weg naar Arthurstown ging omhoog en op het hoogste punt bleef ik even staan kijken. Ik zag de jeugdherberg dichtbij, Arthurstown verderop en rechts de oceaan. Een vuurtoren wierp zijn eerste lichtstralen in de rondte. De fietstocht van vandaag was voorbij. Het begon zachtjes te regenen toen ik de jeugdherberg binnen stapte.

© 1996 Jan Boonstra.

Fietspad langs de Digitale Snelweg 2.1
© 1995-2023 Michiel van Loon