De andere verhalen van Jan Boonstra:
Donghae-Pusan
Een rothond
Monsterrit door België en Nederland
Dunmarra
Trondheim-Oslo
Onyang
Het bergpaadje
Revanche
Van Inchon naar Pusan
Brandenburg
Oost Thailand
Water
De eerste dag in Japan
Door Denemarken
Voor het eerst in Korea
In de regen
De rivier door
Over de Oodnadatta Track.
Met de fiets op de trein
Het nachtleven van een toerfietser.
|
Donghae - Pusan, november 1995
Een verhaal van © Jan Boonstra..
Kleren en allerlei plastic zakken lagen over de grond verspreid
voor m'n fiets, die al dagenlang geduldig stond te
wachten in m'n kantoortje in Donghae. Ik was net aangekomen
met de boot uit Pusan. Mijn werk in Donghae was eigenlijk
afgelopen, maar ik had de fiets achtergelaten. Want ik wilde
nog eenmaal terugkomen om van Donghae via een omweg door het
binnenland naar Pusan te fietsen. Een tocht van zo'n 400
kilometer, waar ik drie (verlof)dagen voor had gepland. Toen
ik vanmorgen vanuit m'n hut naar buiten keek, zag ik de kust
en de bergen onder een heldere strakblauwe lucht. Een veelbelovend
beeld voor het begin van een fietstocht.
Maar ik voelde me niet erg gerust, want er was een koufront op
komst, met regen en sneeuw. Al vanaf gisteren tot het moment
dat ik in Donghae de fiets beetpakte twijfelde ik of ik zou
starten. Met een temperatuur van rond het vriespunt kon ik
geen sneeuw en regen gebruiken.
Ik werkte vlug mijn checklist af en ritste de rugzak dicht.
Toen belde ik m'n vriendin in Pusan nog even om te zeggen dat
ik er klaar voor was en zij zei: "Zou je 't nou wel doen? kom
maar lekker met de bus terug naar Pusan". Maar ik zei "Nee, ik
heb af en toe een beetje avontuur nodig en ik moet m'n conditie
op peil houden". Onderwijl keek ik door het raam naar het
westen om te zien of het koufront al naderde, maar ik had toch
al besloten om te starten.
De eerste tientallen kilometers gingen prima. De weg liep door
een dal langzaam omhoog. Ik had dit trajekt al een paar keer
eerder gefietst, maar het beeld van de ruige rotswanden en de
hoge bergtoppen verveelt mij nooit. Vooral nu niet, nou de zon
de kleuren op deze middag in de late herfst extra mooi deed
uitkomen. Na 40 kilometer kwam een klim tot 700 meter hoogte.
alles ging nog goed, ik kreeg het zelfs een beetje warm. Maar
toen ik daarna aan een langzame afdaling begon, veranderde de
zaak. Ik merkte dat het behoorlijk koud werd. Plasjes water
langs de weg waren bevroren. Ik kon weer op temperatuur komen
tijdens een klim tot 900 meter hoogte. Op de top bleef ik even
staan, om nog wat extra kleren aan te trekken. Het uitzicht
was adembenemend en de horizon lokte. Maar ik had nog een
uurtje voor het donker werd en het werd dus tijd om onderdak
te zoeken. Ik had langs de weg een paar maal een reklamebord
gezien van "iets" met een restaurant en nog meer zaken, maar
ook met een afbeelding van een bed. Dat was welkom, want de
streek is zeer dun bevolkt en ik vreesde moeilijk een bed voor
de nacht te kunnen vinden. Ik onthield de naam, Chung-Ok, dat
vanaf dat punt nog 15 kilometer was en begon de afdaling.
Maar dat was een behoorlijke afknapper. Het was echt koud.
Normaal zwier ik met het grootste genoegen op hoge snelheid
door de bochten naar beneden. Maar nu bleef ik bibberend in de
remmen knijpen, ik kon de koude wind gewoon niet verdragen. Af
en toe stapte ik even af om met heftige bewegingen een beetje
temperatuur in handen, voeten, hoofd en benen te krijgen.
Afschuwelijk, wat was het koud. Ik kwam langs een benzinestation
en helemaal verstijfd zette ik de fiets tegen een koffieautomaat
en ging naar binnen. Koreanen zitten graag in heetgestookte ruimtes
en het was heerlijk warm. Nou ben ik als
buitenlander op de fiets in m'n kleurige kleren een behoorlijk
opvallende verschijning in Korea, waar buiten Seoul geen
buitenlander komt en waar een fiets hooguit wordt gebruikt
door een arme sloeber die geen auto kan betalen. Als reaktie
rennen mensen soms hard weg, maar meestal word ik aangesproken.
Ook bij dit benzinestation. Ik maakte van de gelegenheid
gebruik om te vragen of er verderop onderdak te vinden was en
haalde de kaart tevoorschijn. Maar dat moet je in Korea nooit
doen en het is een fout die ik maar niet afleer. Ik heb in
Korea nog nooit iemand een kaart zien gebruiken. De kaart
wordt uit mijn handen gegrist. Zo van: "dit is iets Koreaans,
daar kun jij als buitenlander niet mee omgaan; laat dat maar
aan mij over". De kaart wordt eerst op de kop gehouden en na
enkele minuten kan de vriendelijke man aanwijzen waar we
zitten. "Kijk, hier zitten we!" zegt hij heel trots, terwijl
ik al ettelijke malen met m'n vinger de bewuste plek had
aangewezen. En terwijl hij triomfantelijk plaatsnamen opleest
die hem bekend voorkomen, zit ik te denken: "geef die kaart
alsjeblieft terug". Maar hij was bezig hulpvaardig te zijn,
dus wees hij mij ongevraagd aan hoe ik naar Andong moest
fietsen, langs een route die ik echt niet van plan was te
nemen. Maar ik bedankte beleefd en griste de kaart veilig
terug, voordat hij hem zou gaan opvouwen. Hotel of herberg?
Nee, dat was hier niet. Daarvoor moest ik minstens naar de
plaats Ponghwa, 30 kilometer verderop. Da's te ver, zei ik. Is
hier niet iets in de buurt dat Chung-Ok heet? Oh, zei de man,
bedoel je het wegrestaurant? Daar kun je niet slapen.
Gesterkt door de wetenschap dat een Koreaan veel liever een
verkeerd antwoord geeft dan dat hij zegt dat hij het niet
weet, hoopte ik toch wel iets te vinden in de buurt. Lekker
opgewarmd stapte ik weer op de fiets. Ik passeerde een dorp en
het werd al een beetje schemerdonker. Toen kwam ik bij Chung-Ok.
De Koreaan had gelijk: ondanks dat er op een bord wel een
aanlokkelijk bed stond afgebeeld, was er geen accomodatie voor
overnachting. Nu zat ik even in de penarie, want het werd al
snel donker en ik verlangde naar een warme kamer. Een oude
vrouw vertelde me dat er in het dorp, even terug, wel iets te
vinden was. En dat bleek ook zo te zijn. Ik was gered.
De tocht is verder goed verlopen; ik heb er 3 dagen over
gedaan. De eerste dag was 95 km, daarna twee maal 165 km. Pas
in de loop van dag twee werd het wat bewolkt, maar regen of
sneeuw, waar ik zo bang voor was, heb ik niet gehad. Wel heb
ik nog veel last gehad van de kou. In de nacht, na het voorgaande
verhaal, had het streng gevroren.
De route was van Donghae richting ZZW, aan de westzijde langs
Taegu en vervolgens met een boog naar Pusan. Op dag drie kreeg
ik een fikse wind in de rug, zodat ik al vroeg in de middag
Pusan (vanuit het westen) binnenreed.
|